In de puberteit ontwikkelt een kind zich in uiterlijk en gedrag naar volwassenheid. Voor zowel de jongere als de ouder vraagt dit op verschillende gebieden om een wezenlijke verandering in de omgang met elkaar.
In de puberteit gaan hormonen een rol spelen. Ze kunnen grote lichamelijke veranderingen teweegbrengen en pubers kunnen ineens hard groeien. Bij meisjes begint dat meestal rond hun elfde; bij jongens veelal rond hun dertiende. In deze periode worden kinderen ook geslachtsrijp. Bij meisjes begint de eerste menstruatie; vanaf dat moment zijn ze lichamelijk klaar om kinderen te krijgen. Jongens krijgen hun eerste zaadlozing. Dat gebeurt meestal s ‘nachts, tijdens een droom. Een jongen is dan in staat om een kind te verwekken.
Veranderingen in iemands uiterlijk werken door op het gevoel. En dat straalt weer af op het uiterlijk. Het is dan ook logisch dat pubers met al die veranderingen in korte tijd, hun zekerheid voor een tijdje verliezen.
Daarbij realiseren ouders maar ook kinderen zich vaak niet dat de hersenen van kinderen pas rond het 24e levensjaar volledig zijn ontwikkeld. Doordat pubers lichamelijk al volgroeid zijn, wekt dat de suggestie dat dit voor de hersenen ook geldt.
Puberteitsfases
De puberteit kent vier fases (de leeftijden zijn indicaties) met kenmerkende uitingsvormen. Het kan helpen te begrijpen waarom een kind bepaald puberaal gedrag vertoont en wat de beste reactie hierop is.
- De vroege puberteit (10-14 jaar)
- Experimenteren (14-16 jaar)
- Toenadering (16-18 jaar)
- Versteviging ( 18-24 jaar)
De invloed van hormonen op een kind is groot; veranderingen worden zichtbaar. Ook vragen pubers zich tijdens de puberteit af wie ze zijn, bij welke groep ze horen en hoe ze met hun ouders moeten omgaan. Als gevolg hiervan kan de puberteit gepaard gaan met een uitgesproken kledingstijl of muziekkeuze, het vormen van een andere mening en conflicten in de opvoeding.
Centraal staat de behoefte aan het afstand nemen van het ‘kind-zijn’ en het losmaken van ouders of verzorgers. Het aangeven van grenzen is in die periode extra belangrijk voor ouders. Pubers identificeren zich in deze fase meer met hun vrienden dan met hun ouders. Ze experimenteren en zoeken grenzen op; ze moeten op zoek naar zichzelf en staan voor de taak hun identiteit op verschillende gebieden te ontwikkelen.
Een eigen wereld
Pubers zijn ervan overtuigd dat iedereen steeds op ze let. Omdat ze in die veronderstelling leven, besteden ze veel aandacht aan hun uiterlijk. Op die manier voelen ze zich minder kwetsbaar en onzeker.
Daarnaast houden ze zich sterk met hun eigen omgeving bezig. Doordat ze erg gericht zijn op het vinden van een houding, komen ze er vaak niet aan toe om ook nog rekening te houden met de wensen van een ander. Ze leven min of meer in een eigen wereld. Een wereld waarin ze hun eigen mogelijkheden nogal eens overschatten en waarin idealen bereikbaar lijken. Van daaruit gaan ze pittige discussies aan met volwassenen, die op grond van hun ervaringen bescheidener ideeën hebben over wat in de wereld haalbaar is. En dat vinden pubers dan vaak weer ‘ouderwets’ of ‘belachelijk’.
Ook het uitvoeren van dagelijkse taken komt in deze periode vaak in het gedrang. Ouders moeten alles vele malen herhalen en nog gebeurt het niet. Pubers blinken uit in het vergeten van dingen die je ze vraagt. En niet alleen daarin. De meest vanzelfsprekende huisregels lijken niet meer tot ze door te dringen.
Toch is dat ook zo! Kinderen die hevig in de puberteit zitten, leven van moment tot moment. De relatie met het eigen of andere geslacht bepaalt voortdurend de denkwereld. Het geheugen is vooral gericht op het onthouden van hoe andere leeftijdsgenoten naar ze kijken. Daarom zit er niets anders op dan te blijven herhalen waaraan moet worden gedacht: fiets binnen zetten, huiswerk maken, opruimen, kleren in de was doen enzovoorts.